Calossa en ik

Als beeldend kunstenaar houdt Hanni Stolker zich vooral bezig met het schilderen van kleurig, meestal figuratief werk, waarbij de huid vaak een rol speelt. Daarnaast zingt zij het levenslied, maar dat kan ook Brecht of Kurt Weill zijn. In 1997 gaf zij zich op voor drie maanden Callosa waar zij begin 1998 naartoe ging. Het zou de eerste reis naar Calossa worden van vele.

Ik scheet eigenlijk peuken. “Als het niet leuk is, mag je weer naar huis”; had ik tegen mezelf gezegd. Het omgekeerde gebeurde. Na drie maanden zat ik huilend in het vliegtuig, omdat ik eigenlijk niet terug wilde naar Nederland. Callosa d’en Sarrià is een stadje met 10.000 inwoners boven op een berg dat ligt tussen Valencia en Alicante, en achter Benidorm, de Costa Blanca. Het is er bijna altijd mooi weer, een microklimaat. De Fundatie Knecht-Drenth (FKD) heeft er vier huizen die voor een of meerdere maanden gehuurd kunnen worden door Nederlandse en/of Belgische kunstenaars en/of wetenschappers. Het zijn casas antiquas, oude huizen, boven in het dorp. Veel wind en flink klimmen. Nauwe steegjes met huizen waarin vroeger ook de ezels sliepen. Voetgangers hebben voorrang op auto’s. Op vele plaatsen kun je de zee zien. Ik ben een hardwerkende kunstenaar, maar houd er ook van onder de mensen te zijn. Vrolijkheid en een drankje zijn aan mij goed besteed. Als je in Callosa de straat op gaat, bén je al onder de mensen. Er wordt op straat geleefd. En iedereen is allerliefst. De FKD verwacht van je dat je aanwezig bent, én dat je je met je werk bezighoudt. Wát je doet moet je helemaal zelf weten en organiseren.

Gaandeweg slopen er steeds meer Spaanse invloeden in die gouaches.

In 1998 had ik me voorgenomen gouaches te maken om de liedjes te illustreren die ik zong. Gaandeweg slopen er steeds meer Spaanse invloeden in die gouaches. Ook maakte ik tekeningen over Spaanse liedjes. Deze werken zijn daarna in Arnhem geëxposeerd. Een Nederlandse vrouw vroeg mij de muren rond haar zwembad in Moraira te beschilderen. Sirenas, zeemeerminnen, werden het. En in Altea vroeg een keukenstudio me een muurschildering te maken.

In Calossa kunnen de buitenlanders allemaal gratis Spaanse les nemen in de Casa de Cultura. Belgen, Roemenen, Noren, Brazilianen en Engelsen. Daar, in de Casa de Cultura, hoorde ik een koor met orkest (de rondalla) de liedjes zingen waar ik altijd al zo benieuwd naar was: Habaneras! Ik was betoverd. Ik vroeg de soliste van het koor, Rosa Savall, mij de liedjes te leren en ik werd gevraagd mee te zingen met het koor. Ik ben erg lang en steek met kop en schouders boven de andere zangeressen uit, zodat het lijkt alsof zij zitten en ik sta. Iedere keer daarna als ik naar Calossa kwam, kreeg ik op straat meteen te horen dat ik bij de koorrepetitie wordt verwacht. Het Spaanstalige liedjesrepertoire heb ik me ondertussen helemaal eigen gemaakt. Chavela Vargas, María Dolores Pradera en José Alfredo Jimenez zijn mijn helden. In Nederland heb ik met deze liedjes opgetreden en performances gemaakt.

De ruiten van de zeven bakkers als expositieplek!

Toen ik in 2004 weer in Calossa was dacht ik na over iets wat ik zou kunnen doen dat voor iedereen in het dorp zichtbaar zou zijn. Als er in Calossa een sterfgeval is, hoor je dat aan de kerkklokken, die dan een triest melodietje luiden. Daarna worden er A-4’s met tekst en foto over de overledene op de ruiten van de bakkers geplakt. De ruiten van de zeven bakkers als expositieplek! Graag wilde ik het op die ruiten hebben over het op handen zijnde huwelijk van Prins Felipe met nieuwslezeres Letizia Ortiz. Met een in het Spaans geschreven briefje ging ik naar de bakkers. Mocht ik met gekleurde tape tekeningen op de ruiten van hun bakkerijen maken? Si, si, si! De expositie heette: Panaderias reales, koninklijke bakkerijen. Het werd een succes met een mooie opening. Het koor kwam zingen, de bakkers zorgden voor tapas, de media waren aanwezig.

Een ander jaar maakte ik geschilderde portretten van een aantal dorpelingen. Ook maakte ik er tekeningen op winkelruiten met vloeibaar krijt. Via de voorzitter van de winkeliersvereniging, Vicente Savall, kon ik dit realiseren. Plastic tasjes waren destijds net verboden waardoor de winkeliersvereniging herbruikbare tassen in omloop bracht. Mij werd gevraagd op de ruiten tekeningen te maken ter introductie van die tas. Naar aanleiding van plaatselijke grote jaarlijkse feesten van en over de Moren en de Christenen maakte ik figuren van Moren en Christenen. Deze waren heel geschikt voor de winkelruiten.

Ook heb ik David van Michelangelo getekend met een tas van de winkeliersvereniging in zijn hand. In bars, winkels, het gemeentehuis maakte ik tekeningen op de binnenkant van de ruiten. Toen ik buiten het gemeentehuis, el ayuntamiento, naar mijn werk stond te kijken, werd ik bijna opgepakt door de policía local. Ze dachten dat ik het gemeentehuis bekladde.

Vorig jaar had ik met de alcalde (burgemeester) van Callosa, Pep Savall (nog een Savall, allemaal familie van elkaar, als je eenmaal in Callosa woont, ga je nooit meer weg) geregeld dat ik in het dorp een muurschildering zou maken. Deze zou gaan over de lokale fruitsoort de nispero. De dure nispero’s vervangen de sinaasappels die niets meer opbrengen, slechts 45 cent per kilo. Goedkope sinaasappels worden ingevoerd uit Zuid-Afrika. Omdat er niet op tijd een vergunning kwam, zou ik dit jaar, 2019, de nispero-muurschildering maken. Toen ik echter op 2 januari 2019 in Callosa aankwam, was er net een groot schandaal gaande. De alcalde was steeds te zien in de landelijke media.

Dat is niks voor ‘onze’ dove Pep.

Ik ben maar niet meer over de muurschildering begonnen. In plaats daarvan zette ik in mijn atelier een ‘Spaans’ stilleven neer, dat ik op alle mogelijke manieren te lijf wilde gaan. De schoonmaaksters (limpiadoras) van de FKD zagen het aan voor een hoopje vuil, ruimden het op en gooiden het weg. Ik maakte natuurlijk een nieuw stilleven en werkte lekker verder. Ik had alle werken in mijn huisje willen exposeren en een feestje geven en ook nog wat willen verkopen, maar de (Spaanse?) griep verstoorde mijn plannen. Het heerste dit jaar. Ik was er goed ziek van. Voor het eerst.

In de mij omringende panden van de FKD wordt natuurlijk ook gewerkt. Omdat ik het liefst Spaans praat als ik daar ben, probeer ik Nederlanders te mijden. Nederlands praten is te makkelijk, 1000 keer makkelijker dan Spaans praten. Voor mij. Spaans is in tegenstelling tot wat veel mensen beweren geen makkelijke taal. Het is een prachtige taal en opent een poort naar een grote rijke cultuur. Zo heb ik dat zelf ook echt ervaren. Helaas voor mij zijn de mensen in Callosa erg nationalistisch, en spreken ze een andere taal dan het Spaans dat wij kennen en leren. Ze spreken Valenciaans. Dit lijkt op het Catalaans en is erg lelijk en onverstaanbaar. In het huis van de FKD tegenover mij zaten dit jaar twee Amsterdamse schrijvers. Ze zaten de hele dag achter hun laptop.

Hoogtepunten van mijn verblijven in Callosa zijn de optredens met de rondalla waar ik altijd aan meedoe als ik er ben. We treden ook op in andere steden. Na de concerten zijn er altijd tafels met tapas en mistella en is het feest! Vorig jaar heb ik in de processie op Goede Vrijdag mee mogen lopen. Met zo’n capucho (puntmuts) waarbij je alleen maar gaatjes hebt voor de ogen. Het was doodeng, want je ziet geen klap en kunt nauwelijks ademen. Voor mij was het een grote eer. En geweldig om onbespied de devotie van de vele toeschouwers te zien.

Ook de dagtrips naar Valencia met Spaanse collega Joan Llobell zijn te gek. In Valencia zijn vier (!) musea voor moderne kunst; Carme, IVAM, Banxia en Bombas Gens Centre d’Art. Het is hard werken om ze in een dag allemaal te zien. Bij terugkomst in Nederland heb ik me meteen maar weer aangemeld bij de FKD, voor 2020. Zeker is het nooit, of ze je kunnen plaatsen, want nieuwkomers gaan voor.

fundatie-knecht-drenth.eu
hannistolker.nl

Meer Columns

ADVERTENTIES