Cijfers

Een historicus vertelde ooit dat er niets zo subjectief is als een jaartallenlijstje; het ligt er maar net aan wie een bepaalde gebeurtenis op welk moment vastlegt en wat daarbij als belangrijk wordt gezien. Ook in het geval van statistieken en cijferlijstjes ligt subjectieve interpretatie op de loer. Met informatie in de vorm van cijfers is het dus oppassen geblazen wanneer het om de interpretatie ervan gaat. Je ziet in lijstjes of tabellen immers de informatie achter de cijfers niet terug en conclusies kunnen dan ook maar beter niet al te snel worden getrokken.

Kort na het verschijnen van de vorige BK-informatie (nr. 4, 3 juli 2016) werd ik er op gewezen dat de in het voorwoord geuite blijdschap over het feit dat het postacademisch kunstonderwijs er in de komende BIS-periode geld bij zou krijgen, onterecht was. Het klopt weliswaar dat de postacademische instellingen er in de BIS een flink bedrag bij krijgen, maar dat geld gaat er aan de andere kant, bij het Mondriaan Fonds, weer af.

Het verhoogde bedrag over de komende periode is namelijk een direct gevolg van de beslissing van OCW om de gegarandeerde beurzen voor de postacademische instellingen, die in de huidige periode via het Mondriaan Fonds worden verleend, over te hevelen naar de Basisinfrastructuur.

In de vorige cultuurplanperiode reserveerde het Mondriaan Fonds op verzoek van OCW 2,5 miljoen euro voor praktijkverdieping. Daarvan ging 2 miljoen euro via beurzen naar kunstenaars aan de postacademische instellingen. De overgebleven half miljoen ging naar Beurzen Praktijkverdieping voor postacademisch onderwijs in het buitenland of een andere vorm van praktijkverdieping.

Voor de cultuurplanperiode 2017-2020 adviseerde de Raad voor Cultuur een bedrag van € 4.300.000 voor de postacademische instellingen, inclusief de beurzen voor de kunstenaars. Voor de huidige periode (2013-2016) kregen deze instellingen een bedrag van € 2.550.755 toegekend, exclusief de 2 miljoen euro voor de beurzen. Een simpel rekensommetje leert dat het postacademisch kunstonderwijs er dus zeker niet op vooruitgaat.

In Ruimte voor Cultuur (juni 2015), waarin de uitgangspunten voor cultuurbeleid 2017-2020 werden gegeven liet minister Bussemaker het al weten: “De financiering zal volledig verlopen via de Basisinfrastructuur. Er zal geen sprake meer zijn van een gemengd model via beurzen van het Mondriaan Fonds en financiering van instellingen. Het budget van de beurzen die via het Mondriaan Fonds werden verleend, zal worden overgeheveld naar de Basisinfrastructuur.”

Kunstonderwijs staat bij de huidige minister dan wel duidelijk op de agenda, maar in de boekhouding van OCW wordt daar helaas nog geen uitdrukking aan gegeven.

Meer Covers & Opinie

ADVERTENTIES