Kanariepiet

Nederland is een moderne, westerse democratie, wat zoal betekent dat volwassenen mee mogen doen bij het kiezen van de politieke vertegenwoordigers, dat we onze welvaart een beetje verdelen, dat er recht is op (en plicht tot) onderwijs, dat we vrijheid van meningsuiting hebben en dat we opkomen en zorgen voor personen in de samenleving die het op welke manier dan ook minder goed hebben dan gemiddeld of een uitzonderingspositie innemen. Zoals kinderen, gehandicapten, werklozen, vluchtelingen, ouderen en volwassenen die slecht verdienen. In die laatste groep bevinden zich ook kunstenaars.

Kunstenaars, en hun werk, illustreren – samen met journalisten en wetenschappers – de eerder genoemde vrijheid van meningsuiting. Zij vormen in veel gevallen de alarmbellen van de samenleving. Hoe het kanariepietje zich tot de oude mijnen verhoudt (viel hij van zijn stokje, dan was het niet pluis in de mijn), zo verhoudt de kunstenaar en diens rol zich tot de democratie. Als aan de kunst (én de journalistiek, én de wetenschap) wordt gemorreld, is het tijd om de democratie en haar werking scherp in de gaten te houden.

Hoe verheugend is het, in dat licht, dat afgelopen december het met vereende krachten tot stand gekomen Richtlijn Kunstenaarshonoraria werd gepresenteerd. (Maar hoe verontrustend is het dat het om een initiatief gaat uit het veld en niet een van de overheid – maar dat terzijde). De Richtlijn laat zien dat de rol van kunstenaars in onze samenleving serieus wordt genomen of in elk geval serieus genomen dient te worden.

De Richtlijn wordt door vele partijen onderschreven en vormt een begin van werkelijke objectieve waardering van het werk van beeldend kunstenaars. Het kan toch niet langer zo zijn dat het bij tentoonstellingen voorkomt dat iedere professioneel betrokkene – van suppoost tot directeur, van curator tot barpersoneel – redelijk tot bijzonder goed betaald krijgt en de kunstenaar niet of nauwelijks, en vaak afhankelijk van wat er nog in de begroting beschikbaar is of wat de kunstenaar zelf nog aan fondsen bij elkaar kan harken. De Richtlijn is een begin van een omdraaiing in de waardering voor (het werk van) kunstenaars, of een herwaardering. En als we optimistisch willen zijn en de redenering van het kanariepietje doortrekken is de Richtlijn zelfs te zien als een begin van een heropleving van democratische waarden.

In februari wordt het convenant ondertekend door verschillende partijen. Helaas niet alle mogelijke partijen. Veel grote musea en de Museumvereniging doen dat niet. Er wordt gezegd dat dat komt omdat ze graag zelf afspraken willen maken en daarbij niet gehinderd willen worden door een richtlijn. Wat dat betekent weet ik niet precies.

Maar goed. De eerste stap is gezet en de volgende ligt bij de overheid. Zoals voormalig directeur van Platform BK Rune Peitersen schreef: “Gezien de eindverantwoordelijkheid voor publiek gefinancierde instellingen eigenlijk bij de overheid ligt – diezelfde overheid die de mond vol heeft van ‘ondernemerschap’ – lijkt het Platform BK niet teveel gevraagd om daar ook de overheid op haar verantwoordelijkheid als opdrachtgever aan te spreken. Met deze richtlijn wordt een eerste stap gezet.” Een belangrijke vraag daarbij voor de toekomst is of de Richtlijn uitmondt in een herschikking van bestaande middelen, of dat er budget wordt toegevoegd aan de cultuurbegroting.

Meer Covers & Opinie

ADVERTENTIES